06-09- 2019
Kwaliteitscriteria Gezinshuizen

Kwaliteit van jeugdhulp in professionele gezinsvormen | Samenvatting

Wat is het doel van de Kwaliteitscriteria
Gezinshuizen?
De landelijke Kwaliteitscriteria Gezinshuizen dienen
onder andere als stimulans voor gezinshuisouders
en ondersteunende partijen om voortdurend te
werken aan kwaliteitswaarborging en –verbetering.
Nieuwsgierig naar de andere doelen en de wijze
waarop de kwaliteitscriteria tot stand zijn gekomen? U
vindt dit in de volledige tekst van de kwaliteitscriteria.
Hoe gebruikt u de Kwaliteitscriteria
Gezinshuizen?
Het doel van de kwaliteitscriteria is aan te geven wat
kenmerken zijn van een goed gezinshuis – ‘het wat’.
Gezinshuisouders
en de ondersteunende partijen
kunnen de manier waarop ze dit doen – ‘het hoe’

  • zelf vormgeven. Uitgangspunt van de kwaliteitscriteria
    is dat de gezinshuisouder
    de professionele
    verantwoordelijkheid heeft om de kwaliteit te
    bieden die is verwoord in de kwaliteitscriteria,
    maar
    tegelijkertijd de professionele autonomie heeft om
    daar onderbouwd van af te wijken in een individuele
    situatie. Met andere woorden: ‘pas toe of leg uit’.
    Reikwijdte
    De kwaliteitscriteria richten zich op gezinshuizen zoals
    in onderstaand kader gedefinieerd. De kwaliteitscriteria
    zijn toepasbaar voor de gemeentelijk
    gefinancierde jeugdhulp
    en de hulp in het kader van
    de Wet langdurige
    zorg. Verder is het geschikt voor
    alle mogelijke organisatievormen van een gezinshuis.
    Hoewel de kwaliteitscriteria zijn opgesteld vanuit
    het perspectief van gezinshuizen voor jeugd, zijn de
    criteria ook toepasbaar voor andere professionele
    gezinsvormen
    waar het onderdeel uitmaken van een
    natuurlijk systeem het uitgangspunt is.
    Een gezinshuis is een kleinschalige vorm van
    jeugdhulp – georganiseerd vanuit een natuurlijk
    gezinssysteem – waar gezinshuisouders
    volgens
    het 24×7-principe opvoeding, ondersteuning
    en zorg bieden aan bij hen in huis geplaatste
    kinderen en jongeren die tijdelijk of langdurig
    zijn aangewezen op intensieve en professionele
    hulpverlening als gevolg van beschadigende
    ervaringen en/of complexe problematiek.
    Gedeelde visie op zorg voor jeugd in
    gezinshuizen
    Als kinderen en jongeren wordt gevraagd wat zij zelf
    willen is het antwoord vaak: ‘gewoon zijn’. Gezinshuizen
    bieden kinderen en jongeren die tijdelijk
    of langdurig zijn aangewezen op intensieve en
    professionele hulpverlening een ‘zo gewoon mogelijk’
    leven. In de Kwaliteitscriteria Gezinshuizen is een
    gezamenlijke visie geformuleerd op zorg voor jeugd in
    gezinshuizen. De kernelementen in de visie zijn:
    • de gezinshuisouder als professioneel opvoeder.
    De gezinshuisouder, ondersteund door andere
    professionals, heeft als voornaamste taak om
    de dynamiek van het gezinsleven in evenwicht
    te brengen of te houden en een leefklimaat te
    creëren waarin ieders welzijn is gewaarborgd en
    ontwikkeling wordt gestimuleerd.
    • een positief leefklimaat. De kwaliteit van de sociale
    en fysieke omgeving draagt bij aan de fysieke en
    geestelijke gezondheid
    van alle kinderen en de
    gezinshuisouders.
    In een positief leefklimaat ervaart
    een kind veel ondersteuning,
    zijn er kansen om zich
    te ontwikkelen, is er minimale repressie en is er een
    goede sfeer.
    • de verbinding tussen het gezinshuis en het gezin van
    herkomst van het kind. Een plaatsing in een gezinshuis
    heeft voor een kind vaak tot gevolg dat het
    onderdeel is van twee families: het gezin van
    herkomst en het gezinshuis. Voor een gezonde
    ontwikkeling is het dan belangrijk dat waar mogelijk
    ouders en gezinshuisouders intensief samenwerken
    aan de opvoeding en de toekomst van het kind.
    • het aantal bewoners van een gezinshuis. Kleinschaligheid
    van een gezinshuis is wenselijk om
    kwaliteit te kunnen bieden. De gezinshuisouder
    en
    de professionals om hen heen beoordelen samen
    wat op dat moment voor dat gezinshuis een
    verantwoord aantal is. In de praktijk kunnen gezinshuizen
    doorgaans vier tot zes geplaatste kinderen

aan, afhankelijk van de gezamenlijke zorgzwaarte.
Om zorginhoudelijke redenen kan het wenselijk
zijn om een kleiner aantal kinderen op te vangen in
een gezinshuis. In de gehandicaptensector
zijn er
bijvoorbeeld gezinshuizen voor één of twee kinderen.
• de wijze waarop ‘zo gewoon mogelijk’ professioneel
en transparant georganiseerd kan worden. Voor het
welzijn van zowel kinderen als gezinshuisouders
is het van wezenlijk belang dat gezinshuisouders
samenwerken met een multidisciplinair team en
zijn ingebed in een maatschappelijk netwerk. Een
gezinshuisouder is daarnaast open en transparant
en kan en wil verantwoording afleggen over wat hij
doet en de keuzes die hij maakt.
Veldnormen
In de kwaliteitscriteria zijn veldnormen voor en door
gezinshuizen geformuleerd, aan de hand van vier
bouwstenen de bekwaamheid van de gezinshuisouder,
het leefklimaat, de positie van kinderen en hun ouders,
en de organisatie van de zorg.
I. Bekwame gezinshuishouder
Instapnormen gezinshuisouder
• Uitgaande van het Kwaliteitskader Jeugd (uitwerking
van de norm verantwoorde werktoedeling), vraagt
de kerntaak van gezinshuisouders hbo werk- en
-denkniveau. Een gezinshuisouder moet in het dagelijks
leven verantwoorde afwegingen kunnen maken. Dat
betekent niet per definitie dat gezinshuisouders
ook
altijd een hbo-opleiding moeten hebben. Alleen een
opleiding als criterium hanteren is geen garantie voor
een goede gezinshuisouder,
er spelen meer factoren
mee. Wat nodig is, is het competentiegericht
toetsen
van de vaardigheid
van gezinshuisouders. Als een
gezinshuisouder
de juiste competenties heeft, maar
niet de benodigde registratie, is het soms mogelijk om
de niet-geregistreerde gezinshuisouder samen met
een geregistreerd professional in te zetten. Download
voor meer informatie de factsheet Gezamenlijk
inzetten van geregistreerde en niet-geregistreerde
professionals, de factsheet Basiskennis
over de norm
van verantwoorde werktoedeling en beroepsregistratie
jeugdhulp of de factsheet Kwaliteitskader jeugd.
• De gezinshuisouder is bij aanvang gescreend
op geschiktheid voor het professioneel
opvoederschap. Onderdeel van die screening
zijn in ieder geval persoonseigenschappen (aard,
aanleg, karakter, kwaliteiten), professionele
achtergrond,
kennisniveau en motivatie. In de
screening moet ook aandacht zijn voor veiligheid.
Daarom wordt gekeken naar de geschiedenis van
de gezinshuisouders en andere personen die
regelmatig in het gezinshuis zijn. Het toetsen van de
competenties en geschiktheid gebeurt in principe
door de zorgaanbieder als de gezinshuisouder
in loondienst is of door de franchiseorganisatie
als de gezinshuisouder franchisenemer is. Bij een
vrijgevestigd gezinshuis zorgt de gemeente vóór de
start van het gezinshuis voor competentiegerichte
toetsing van de gezinshuisouders. Een gemeente
die hierbij gebruik wil maken van ervaringen in
het veld met competentiegericht toetsen, kan zich
wenden tot het Platform Gezinshuizen.
Gezinshuisouder als professioneel opvoeder
• De gezinshuisouder kan zijn visie op professioneel
opvoederschap en wat goed en nodig is voor het
gezinshuis onder woorden brengen. Het gedrag van
de gezinshuisouder komt overeen met deze visie.
• De gezinshuisouder kan benoemen welke aanpak
voor ieder individu het meest passend is en
duidelijk maken hoe in de dagelijkse praktijk zorg op
maat geboden wordt.
• Bij het bieden van zorg op maat heeft de gezinshuisouder
oog voor zowel het individu als het
geheel. Dit betekent dat de gezinshuisouder
zorgdraagt dat andere individuen in het gezinshuis
niet beperkt worden door of anderszins hinder
ondervinden van maatwerk.
• De gezinshuisouder is alert op de veranderende
behoeftes van het individuele kind als gevolg van
zijn ontwikkeling en bepaalt met regelmaat of de
individuele aanpak nog op maat is. De gezinshuisouder
is in staat om de geboden zorg aan te
passen. Indien nodig schakelt de gezinshuisouder
hulp in van andere professionals of laat hij zich
bijscholen om gepaste hulp te kunnen bieden.

Samenwerkende gezinshuisouder
• De gezinshuisouder spant zich in om samen
te werken met ouders en andere belangrijke
personen in het leven van het kind. Daarbij houdt
de gezinshuisouder rekening met de voorkeuren en
mogelijkheden van het kind en diens netwerk.
• In de zorg voor het kind werkt de gezinshuisouder
niet alleen, maar is hij onderdeel van een team
van bijvoorbeeld een gedragswetenschapper, een
gezinsvoogd, andere professionals en belangrijke
personen uit het netwerk van het kind én dat van
de gezinshuisouder.
• Dit team schakelt aanvullende ondersteuning,
behandeling en begeleiding in als dit nodig is voor
goede zorg aan het kind.
• De gezinshuisouder schakelt op tijd de expertise
van anderen in als het lastig gaat met kinderen in
het gezinshuis.
Lerende en reflecterende gezinshuisouder
• Een gezinshuisouder heeft inzicht in de eigen sterke
punten, valkuilen en ontwikkelpunten en zet dit
inzicht in voor professionele ontwikkeling en zelfzorg.
• De gezinshuisouder doet aan professionele
ontwikkeling en zelfzorg. Daarbij is aandacht voor
de vitaliteit van de gezinshuisouder. Er vindt regelmatige
intervisie en begeleiding in professioneel
verband plaats.
• Een gezinshuisouder kan verwoorden wat krachten
en valkuilen zijn van het eigen gezinshuis, en hoe
de balans is tussen draagkracht en draaglast. Dit
betekent dat de gezinshuisouder weet wat hij en
het gezinshuis aankan, onder welke voorwaarden,
en wat niet. Bij matching van nieuwe kinderen
wordt hier rekening mee gehouden.
• Een gezinshuisouder weet de weg naar bronnen
van vakwetenschappelijke en ervaringskennis om
zijn handelen te onderbouwen en waar nodig te
verbeteren.
Organiserende gezinshuisouder
• De gezinshuisouder is transparant en laat zich
aanspreken op zijn overwegingen en keuzes in de
zorg voor het kind.
• De gezinshuisouder kan verantwoorden hoe het
geld voor de zorg aan individuele kinderen is
besteed.
II. Leefklimaat in gezinshuizen
Gezinshuis als (tweede) thuis
• Het gezinshuis is een fijne plek om te zijn en je voelt
je er welkom. Het heeft een huiselijke sfeer, is met
aandacht ingericht en is opgeruimd en schoon.
• Kinderen geven aan dat ze zich welkom,
gerespecteerd en gelijkwaardig voelen.
• Alle kinderen hebben een eigen kamer, tenzij dit
niet in hun belang is.
• Een gezinshuisouder kan uitleggen hoe hij zorgt
voor een zo gewoon mogelijk leven voor de
kinderen die bij hem in huis wonen. Hij kan daarbij
verschillende voorbeelden benoemen.
Ondersteuning door de gezinshuisouder
• In een gezinshuis spant de gezinshuisouder zich in
om het aantal verschillende personen te beperken
dat regelmatig in het gezinshuis aanwezig is.
• Uit de verbale en non-verbale communicatie van de
gezinshuisouder blijkt affectieve betrokkenheid bij
de kinderen die bij hem in huis wonen.
• De kinderen in het gezinshuis voelen zich geholpen
en gesteund door de gezinshuisouder en door
diens beschikbaarheid.
• De gezinshuisouder is er alert op dat kinderen
zich zo min mogelijk gehinderd voelen door de
aanwezigheid en het gedrag van anderen.
Gezinshuis in verbinding
• In een gezinshuis wordt door een gezinshuisouder
geïnvesteerd in het behoud of het versterken van
het sociale netwerk van het kind.
• In een gezinshuis heeft het eigen netwerk van de
geplaatste kinderen letterlijk en figuurlijk een plek.
Er staan bijvoorbeeld foto’s in huis, ‘uit rapportages
en berichtenhistorie blijkt regelmatig overleg,
belangrijke personen zijn aanwezig bij belangrijke
gebeurtenissen’.

Gezinshuis als plek om te werken aan de toekomst
• Gezinshuisouders en het multidisciplinaire,
ondersteunende netwerk zetten zich in om voor
alle kinderen een passende onderwijs- of werkplek,
of een andere zinvolle dagbesteding te realiseren.
• Voor alle kinderen is duidelijk wat het langetermijnperspectief
is (terug naar huis of langdurig
verblijf
in een gezinshuis, waarbij terug naar huis de
voorkeur heeft) of streven gezinshuisouders
en
het multidisciplinaire, ondersteunende
netwerk
ernaar om daar zo snel mogelijk duidelijkheid over
te scheppen.
• Voor jongeren vanaf 16,5 jaar is er een toekomstplan
waarin staat wat zij nodig hebben in de
toekomst,
ook als zij ouder zijn dan 18 jaar, en
welke ondersteuning
ze daarbij krijgen van wie. Het
toekomstplan besteedt aandacht aan vaardigheden,
een ondersteunend
netwerk, huisvesting, en
scholing, werk of andere zinvolle dagbesteding.
Lerend gezinshuis
• Periodiek wordt in kaart gebracht hoe de kinderen
het leefklimaat in het gezinshuis ervaren, waardoor
de gezinshuisouders daarover in gesprek kunnen
gaan met alle bewoners. Daarvoor wordt een
gevalideerd meetinstrument gebruikt. Dit draagt
bij aan continue investering in een open, positief
leefklimaat, omdat in de gesprekken over het
onderzoeksresultaat centraal staat wat er nodig is
om het leefklimaat te verbeteren of behouden. Het
multidisciplinaire team kan een gezinshuis hierbij
ondersteunen.
• Bij een grote of ingrijpende gebeurtenis,
bijvoorbeeld de komst of juist het vertrek van een
kind of ziekte van een gezinshuisouder, draagt
de gezinshuisouder zorg voor stabilisatie van het
gezinssysteem, al dan niet ondersteund door het
multidisciplinaire team.
Omgang in het gezinshuis
• Er wordt gestreefd naar zo weinig mogelijk verschillen
tussen het eigen gezin en geplaatste kinderen.
• In het gezinshuis zijn geen regels die niet passen bij
een gewone gezinssituatie. De regels zijn voor alle
inwoners begrijpelijk en dragen bij aan een positief
leefklimaat, veiligheid en woonplezier.
• Alleen als het in het belang is van een kind wordt er
gebruik gemaakt van vrijheidsbeperking of digitaal
toezicht, zoals bewegingssensoren, camera’s of gps.
In dit geval staan de maatregelen beschreven in het
hulpverleningsplan van het kind. Bij de toepassing
van vrijheidsbeperking en digitaal toezicht wordt
altijd een afweging gemaakt met aandacht voor de
balans tussen autonomie, privacy, vertrouwen en
ontwikkelruimte van het kind. Ook wordt overwogen
wat de gevolgen zijn voor de rest van het gezin.
Eigen kinderen van gezinshuisouders
• Gezinshuisouders en de professionals om hen
heen hebben oog voor de wensen en behoeften
van de eigen kinderen en bespreken af en toe met
hen of ze er nog achter staan dat ze met elkaar een
gezinshuis zijn.
• Gezinshuisouders kunnen tijd doorbrengen met
alleen hun eigen kinderen.
III. Positie van het kind en diens ouders
Basisrechten kind in gezinshuis
• Gezinshuisouders bieden de bij hen geplaatste
kinderen een (tweede) thuis waar zij zich veilig
voelen en veilig zijn. Zij worden zoveel mogelijk
gestimuleerd en gefaciliteerd in hun ontwikkeling.
Onafhankelijke vertrouwenspersonen
• Ieder kind heeft een vertrouwenspersoon buiten
het gezinshuis waar het regelmatig mee spreekt en
een vertrouwensband mee heeft.
• Daarnaast hebben kinderen en ouders die te
maken hebben met de Jeugdwet recht op ondersteuning
van een onafhankelijk vertrouwenspersoon
van bijvoorbeeld het AKJ. De Jeugdwet
verplicht jeugdhulpaanbieders, en dus ook de
gezinshuizen, om kinderen en ouders tijdig te
informeren over de vertrouwenspersoon die hen
op hun verzoek kan ondersteunen. Daarnaast
geldt de verplichting om de vertrouwenspersoon in
staat te stellen zijn werk te doen. Ieder kind dient
rechtstreeks en zonder enige drempel toegang te

hebben tot de onafhankelijke vertrouwenspersoon.
In de praktijk wordt bij voorkeur altijd overlegd met
betrokkenen op welke wijze en op welk moment
het kind een onafhankelijk vertrouwenspersoon
ontvangt in het gezinshuis.
• Kinderen, ouders, gezinshuisouders en andere
professionals hebben toegang tot een klachtencommissie.
Kinderen en ouders kunnen daarbij
ondersteund worden door een onafhankelijk
vertrouwenspersoon van het AKJ.
Passende zorg voor kinderen en hun ouders
• Er is sprake van zorgvuldige matching en kennismaking
bij plaatsing van een nieuw kind in een
gezinshuis.
• Een gezinshuis stelt samen met het multidisciplinaire,
ondersteunend team vast wat het
maximum aantal te plaatsen kinderen in het
gezinshuis
is en houdt daarbij rekening met de
overwegingen uit de visie (zie hoofdstuk 4.5 en
bijlage 2 van de Kwaliteitscriteria Gezinshuizen).
• Kinderen en hun ouders hebben een persoonlijk
hulpverleningsplan dat is gebaseerd op een
analyse van krachten en behoeften en dat tot
stand is gekomen in samenspraak tussen kind,
ouders, gezinshuisouders en andere belangrijke
betrokkenen.
• Het hulpverleningsplan wordt periodiek
geëvalueerd en bijgesteld.
Kind is onderdeel van gezin en netwerk
• Een gezinshuisouder weet wie belangrijk is voor het
kind. Zij noemen dezelfde namen als de jeugdige
(vanaf 12 jaar) wanneer hiernaar wordt gevraagd.
• De gezinshuisouder spant zich in om samen te
werken met ouders en andere belangrijke personen
in het leven van het kind. De gezinshuisouder houdt
hierbij rekening met de voorkeuren en mogelijkheden
van het kind en diens netwerk.
• In het hulpverleningsplan zijn de wensen en
behoeften van alle belangrijke betrokkenen
benoemd en is beschreven hoe er tot een
gezamenlijk hulpverleningsplan
is gekomen.
Beslissingen over de invulling van het hulpverleningsplan
en eventuele behandelingen worden
zo veel mogelijk samen met het kind, diens ouders,
gezinshuisouders
en het multidisciplinaire team
gemaakt.
• In het hulpverleningsplan staat welke doelen er zijn,
hoe deze behaald dienen te worden en wie welke
taak heeft in de zorg en opvoeding van het kind.
Duidelijkheid en continuïteit voor het kind
• Er is duidelijkheid over het langetermijnperspectief
van het kind of over wat er wordt gedaan om zo snel
mogelijk duidelijkheid te krijgen over dat perspectief.
• Bij een dreigende overplaatsing wordt extra hulp
en ondersteuning ingezet om het evenwicht te
herstellen en de overplaatsing te voorkomen.
• Als het goed gaat met een kind in een gezinshuis mag
dat geen reden zijn om het kind te verplaatsen naar
een lichtere, goedkopere vorm van verblijf, zoals een
pleeggezin. Continuïteit voor het kind staat voorop.
• Als een overplaatsing toch nodig blijkt, zetten alle
betrokken partijen zich in om een geschikte vervolgplek
te vinden. Er wordt gestreefd naar een ‘warme
overdracht’.
Duidelijkheid over gezag en regie
• Voor kinderen, ouders en andere betrokkenen is
duidelijk wie op dat moment het gezag over het
kind heeft.
• Voor alle kinderen en ouders is duidelijk wie de
regie heeft over het hulpverleningsplan en de in te
zetten hulp.
• In de samenwerking in het multidisciplinaire team
wordt het gezinshuis altijd gerespecteerd en
gewaardeerd als volwaardige partner in zorg.
IV. Organisatie van transparante, navolgbare en
goede zorg
Bufferfactoren voor een gezinshuis en gezinshuisouders
• Een gezinshuisouder werkt samen met een
multidisciplinair team, waar in ieder geval een
geregistreerde gedragswetenschapper onderdeel
van uitmaakt, voor de hulp aan en begeleiding van
ieder kind. Een gezinshuisouder zorgt ook voor
coaching, voor de eigen vitaliteit en reflectie.

• Een gezinshuisouder neemt voldoende vrije tijd
en zorgt dat er dan vertrouwde opvang voor de
kinderen is.
Kwaliteit en veiligheid borgen en toetsen
• Er is in het gezinshuis een systeem van kwaliteitswaarborging
waarin alle bewoners en belangrijke
personen om het gezinshuis heen periodiek
worden gevraagd naar feedback en op basis
waarvan verbeteringen worden doorgevoerd.
• Er wordt jaarlijks een brede risico-inventarisatie
gedaan, zowel voor het gezinshuis als voor ieder
kind. Op basis daarvan maken de gezinshuisouder
en het multidisciplinaire team afspraken om de
aangetoonde risico’s te minimaliseren.
Netwerk onderhouden
• Een gezinshuisouder kent de sociale kaart; hij weet
welke hulpverleners en organisaties er zijn en wie
hij wanneer kan inschakelen.
• Een gezinshuisouder of een bij het gezinshuis
betrokken professional heeft regelmatig contact
met verwijzers en financiers en komt daarin op voor
de belangen van de kinderen in het gezinshuis.
• Een gezinshuisouder kan altijd ‘nee’ zeggen tegen
een voorstel om een nieuw kind in huis te plaatsen.
Verantwoordelijkheid
• Voor alle betrokkenen rondom een gezinshuis is
duidelijk wie welke verantwoordelijkheid draagt en
wat dit in de praktijk betekent voor taakuitvoering
en verantwoording.
• Betrokkenen rondom het gezinshuis tonen zich
bewust van het feit dat in een gezinshuis werk
en privéleven vervlochten zijn. Zij respecteren de
privédomeinen van het gezinsleven.
Financiën op orde
• Een gezinshuisouder kan verantwoording afleggen
over de besteding van zorggelden.
• Naast de gezinshuisouder dienen alle betrokken
partijen transparant te zijn over kosten en diensten.
• Financiën zijn nooit een doorslaggevende reden
om een kind te plaatsen als het kind niet voldoende
past in het gezinshuis of als de draagkracht en
draaglast van het gezinshuis dat niet toestaan.
Financiële belangen mogen ook geen reden zijn om
kinderen weer door te plaatsen.
Goed bestuur
• Iedere zorgaanbieder en ieder gezinshuis
dat zelfstandig ondernemer is, moet jaarlijks
kunnen verantwoorden hoe toezicht, bestuur en
transparantie georganiseerd zijn.
Meer informatie
Wilt u meer informatie over de doelen en de wijze
waarop de kwaliteitscriteria tot stand zijn gekomen?
Dan verwijzen wij u naar de volledige tekst van de
Kwaliteitscriteria Gezinshuizen.

Colofon
© 2019 Hogeschool Leiden en Nederlands
Jeugdinstituut namens het kernteam
Kwaliteitscriteria Gezinshuizen.
Alle informatie uit deze uitgave mag worden
vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden.
Graag de bron vermelden.
Dit project is verricht in opdracht van het ministerie
van VWS.
Fotografie Martine Hoving
Vormgeving Punt Grafisch Ontwerp
De Kwaliteitscriteria Gezinshuizen zijn ontwikkeld
door een kernteam van Gezinshuis.com (voorzitter),
Present 24×7, Driestroom, Jeugdzorg Nederland,
Keurmerk Gezinshuizen, ’s Heeren Loo, Hogeschool
Leiden en het Nederlands Jeugdinstituut met heel veel
input vanuit het veld. Dank voor een ieders bijdrage
hieraan! Hogeschool Leiden en het Nederlands
Jeugdinstituut hebben het kernteam geholpen door
de input en feedback op te halen in het veld en de
daadwerkelijke tekst te schrijven. De ontwikkeling van
de Kwaliteitscriteria Gezinshuizen is gefinancierd door
het ministerie van VWS.